Ik voel mij altijd weer zwanger
als ik verliefd ben, lacht ze,
mijn buik is er ook wel naar.
Ik zit vol liefde, alles zonder gêne,
heb mannen nodig om te leven.
Zij schrijft gedichten, altijd
over de liefde, ook brieven vol
hartstocht om haar muze-mannen
te believen, haar onrustig bezitterige
geest te kalmeren, haar liefdeshonger
te stillen, bezingt ook haar liefdes en
begeleidt zich in wankel handschrift
Haar mannen, altijd te jong, hebben allen
iets bijzonders, niet primair in vrouwen
geïnteresseerd, eerder in mannen, ook
in schoonheid en cultuur, dat zij delen.
Of ze zijn contrabande, totaal losgeslagen.
Maakt zij het haar ‘prooien’ te moeilijk,
wordt genegenheid obsessie, overschrijdt
hun grenzen en geraakt in melodrama’s.
Neemt ze risico’ s door claimen, voelt zich
weer verlaten, belandt in psychische crisis.
Krijgt ze geen letter meer op papier.
Moeten de chemicaliën weer hun werk doen.